Bolivië heeft globaal vier ecologische gebieden: het hooggebergte
(bruin), de Chaco (lichtgroen), het nevelwoud (de Yungas, blauw), de savanne
(geel) en het Amazone-woud (donkergroen).
Doel van de reis was twee weken deel te nemen aan een onderzoeksproject
naar reuzenotters in het Boliviaanse Amazone-gebied. Het project heeft als
basis Bella Vista en wordt uitgevoerd door FaunAgua (met WNF-geld). Daarna
had ik nog een kleine week over om cactussen te zoeken in de omgeving van
Samaipata.
De vlucht van Amsterdam naar Miami gaat vlot en het wachten in Miami is ook wel door te komen. Men lijkt er de zaken beter op orde te hebben dan vier jaar geleden, toen ik er ook tussenstopte en erg veel doorzocht werd.
In La Paz, waar ik tegen 6 uur 's ochtends aankom, blijkt echter mijn
rugzak niet mee te zijn gekomen. Samen met nog wat gedupeerden vul ik een
formulier in en krijg te horen dat ik morgen tussen 7 en 8 uur moet bellen.
Dat is een slechte start, nu moet ik waarschijnlijk langer in La Paz blijven
dan de bedoeling was. Het plan was om via Cochabamba, Samaipata en Santa Cruz
in ongeveer een week naar Trinidad te reizen, waar ik op 8 oktober zal worden
afgehaald.
Na een ontbijtje ga ik per minibus naar het door de info aanbevolen Hostal
Republica. Een aardig ding, maar helaas alleen gemeenschappelijke baño.
Ik doe een klein dutje en ga wat wandelen. Dat is uitputtend in de ijle lucht
waar ik nog niet aan gewend ben. Ik breng de dag door met wat rondhangen, een
hapje eten en een paar korte wandelingetjes.
La Paz is mooi gelegen tussen de bergen. De straten zijn steil en de gebouwen
maken een slecht onderhouden indruk. Wel is er redelijk veel groen. Er lopen
veel vrouwen in klederdracht rond, inclusief bolhoedje. Het weer is lekker,
koele lucht en warme zon.
's Avonds eet ik in het hotel en stort dan in. Ik heb de afgelopen 40 uur
twee uur slaap gehad. Om 7 uur kruip ik in bed.
Ik slaap met enkele onderbrekingen door tot 5 uur. Dan lig
ik nog tot 7 uur lekker te dommelen. De receptioniste belt het vliegveld voor
me om naar mijn bagage te informeren. De rugzak blijkt aangekomen. Sterker
nog, ik kan hem om ½ 10 afhalen bij het kantoor van American Airlines en
dat is vlak bij het hotel.
De rugzak staat in het AA-kantoor en ik neem blij een taxi naar het
busstation. Een mooi gebouw overigens. Daar blijkt om ½ 11 een bus naar
Cochabamba te gaan. Wat te doen. Nog zeven uur ongeschoren in vuile kleren
bivakkeren, maar dan wel in één klap weer helemaal op schema zitten,
of eerst
een hotel zoeken om morgen fris naar Cochabamba te gaan? Ik voel me
uitgeslapen en fitter dan gisteren, dus ik hak de knoop door en koop een
kaartje. Weg uit de ijle lucht.
Het eerste deel van de rit gaat over de hoogvlakte. Het is een vrij saai
gedeelte, dicht bevolkt, veel landbouw en geel gras en gele bodem. Pas in de
verte rijzen de bergen op. 's Middags dalen we meer af, de heuvels in en
dan wordt het landschap afwisselender. Ook groener, de eerste bomen verschijnen.
Cactussen zie ik pas een half uur voor Cochabamba.
Op het busstation aangekomen, vraag ik de weg naar een hotel dat volgens de
reisgids goed en in de buurt is. Even buiten het station spreekt een mevrouw
me aan. Moet ik naar hotel Elisa? Ze brengt me wel even. Onderweg waarschuwt
ze me voor de buurt: vooral niet 's nachts de straat op gaan. Het is hier
heel onveilig. En al die agenten op de straathoeken dan, vraag ik. Die zijn
volgens haar volledig corrupt. Ze wijst me het hotel in een straatje met
meubelwinkels. Ik ben haar natuurlijk zeer dankbaar voor haar hulp en
waarschuwing.
Eenmaal ingeschreven, ga ik maar gauw eten, nog net voor het donker wordt. En
dan eindelijk: douchen, scheren en schone kleren. Aldus opgeknapt nestel ik
me op de veranda en kan ik me eindelijk wat meer aan het vakantiegevoel
overgeven. De avond is zwoel en last van de hoogte heb ik hier niet.
Na om 9 uur te zijn gaan slapen, ben ik tegen zevenen
klaarwakker. Ik ga
eerst, om niet aantrekkelijk te zijn voor dieventuig, naar het busstation. Ik
wil naar Samaipata, dat op de weg naar Santa Cruz ligt. De bussen stoppen
echter niet onderweg, ik zou dus eerst naar Santa Cruz moeten en dan weer een
stuk terug naar Samaipata. Dat is op één dag niet te doen. De
informatie
vertelt me dat er ook bussen naar andere bestemmingen gaan vanaf een plein
elders in de stad. Daar ga ik heen, maar daar zijn alleen bussen naar
plaatsen op de middellange afstand, zoals naar Villa Tunari. Over deze plaats
laat de reisgids zicht lovend uit en eenmaal weer in het hotel aan het
ontbijt gezeten, pak ik de kaart erbij. Villa Tunari ligt aan een weg die ook
naar Santa Cruz leidt. Deze noordelijke optie had ik nog niet overwogen. Weer
neem ik een snelle beslissing: Vila Tunari it will be! Ik hoef dan dus niet
in het onprettige Cochabamba te blijven (de bussen naar Santa Cruz gaan
alleen 's ochtends vroeg en 's avonds laat) en ik ben dan in één klap
in het
laagland. Villa Tunari ligt op 300 m.
Ik bel voor de zekerheid nog even naar het kantoor van FaunAgua, hier in La
Paz, dat meldt dat Paul van Damme (de Belgische chef van het otterproject) in
Bella Vista zit. Dat is dus OK.
Ik neem uit veiligheidsoverwegingen een taxi naar het
minibusstation. Helaas,
de bus van 11 uur is 'al weg' (het is ¼ voor 11). Misschien bedoelen ze
dat
hij volgeboekt is? Gelukkig gaat er om 12 uur weer één. Dat wordt
overigens
¼ voor 1.
Ik ben benieuwd naar de overgang van gebergteflora naar
laaglandflora. Die blijkt verrassend drastisch te zijn. De bus rijdt eerst
nog over de hoogvlakte die een overwegend gele indruk maakt door het dorre
ichu-gras. Daarna gaat het langs een meer waar mist overheen hangt waaruit
het af en toe regent. Daarna duikt de bus een kloof in en opeens zijn de
hellingen begroeid met groen struikgewas. Hoe lager we komen, des te
weelderiger het wordt en binnen een kilometer loopt de weg door het
nevelwoud. Het is mistig en regenachtig.
Na kilometers door het vochtige woud staan we zomaar ergens stil. Er stappen
wat mensen uit en dat doe ik ook maar. Er blijkt een wegopbreking te zijn die
tot eenrichtingsverkeer noopt. We moeten dus wachten - en maar liefst twee
uur! Inmiddels begint het weer te regenen en flink te onweren. Eén uur en
drie kwartier zit ik naar het overigens prachtige woud te kijken. Om ¼
voor
6 vertrekken we weer en tegen zevenen wordt Villa Tunari bereikt. De bus
stopt voor een hotel (San Martí). Daar duik ik meteen in, want ik heb
geen
zin om in het donker naar iets anders te zoeken. Het is overigens niet
slecht, alleen wel aan de weg met het nodige verkeerslawaai. Morgen zien we
wel verder. Eerst drinken en eten. Ik voel me helemaal gelukkig weer in een
tropisch klimaat te zijn. Krekels sjirpen, oerwoudgeluiden klinken her en der
en het is niet eens al te warm.
Ik slaap aardig door het verkeerslawaai heen. Allereerst ga
ik op zoek
naar hostal Villa Tunari. Dat staat in een aardig straatje, ver genoeg van de
snelweg af. Daarna ga ik ontbijten in hotel San Martín, pak mijn spullen
en
neem mijn intrek in hotel Villa Tunari. Onder dat hotel zit een winkeltje met
terras aan de straat. Ernaast wordt een zijvleugel aangebouwd.
De volgende actie is een taxi naar hotel El Puente, een stuk buiten het dorp,
waar je goed schijnt te kunnen wandelen. Het hotel (luxe) heeft een mooie
tuin waar papegaaien vliegen. Ze zijn bruin en hebben een gele kop en staart.
De receptionist wijst me een pad dat geschikt is voor een wandeltochtje. Dat
lijkt al gauw gevonden en loopt door dicht bosschage richting rivier. Er
groeit van alles, caladium- en anthuriumachtigen, musaceeën en
gemberachtigen. Bij het beloofde beekje gekomen zie ik een ijsvogel over het
water scheren, grote blauwe vlinders (morfo's) klapwieken rond. Er is echter
geen brug. Ik ga terug, kennelijk is dit het verkeerde pad. Daarna blijkt het
goede pad, dat naar Majo Pampa leidt, verder weg te zijn dan de reisgids
suggereerde. Dit is ook veel breder en geplaveid met stenen. Daardoor is het
een stuk minder boeiend.
Weer bij de rivier gekomen, besluit ik terug te
gaan. Ik vind nog wel een bloeiende passiebloem en bekijk de rondvliegende
bruin-gele papegaaien. Op de hoofdweg aangekomen, neem ik nog wat foto's van
een grote rivier vanaf de brug, drink een fanta (mierzoet) bij een
wegcafétje
en taxi terug naar Villa Tunari.
's Middags eet ik een soepje en ga naar het busstation. Hier wacht me een
lelijke tegenvaller: er gaan geen bussen naar Santa Cruz. Wel kan ik terug
naar Cochabamba of ik kan vanaf 10 uur 's avonds aan de kant van de weg gaan
staan en me laten oppikken door de doorgaande bus, die hier officieel niet
stopt. Verder informeer ik bij wat taxichauffeurs. Die vertellen me dat een
taxi naar Santa Cruz 800 boliviano's (100$) kost, maar dat in Shinahota, een
dorp verderop, wel bussen gaan. Terug in het hotel maak ik een praatje met de
zoon van de hotelière. Die vertelt ongeveer hetzelfde, alleen betwijfelt hij
of er bussen in Shinahota gaan. Liften lijkt hem wel een optie. Misschien zet
ik daar maar op in.
Ondertussen is het gaan onweren en regent het eventjes. Het schijnt de
afgelopen dagen warmer dan normaal te zijn geweest. Ik maak nog een klein
wandelingetje naar de rivier, waar je een mooi uitzicht op de bossen hebt en
mannen met netten aan het vissen zijn. Die vissen smaken goed en ze staan in
alle restaurants op het menu. Het eetgenoegen wordt echter enigszins
verminderd door het piekeren over hoe in Santa Cruz te komen. Daar kom ik
natuurlijk wel, maar ik moet wel op tijd in Trinidad zijn. En terug naar
Cochabamba is wel het laatste wat ik wil. Afijn, ik ga nog maar een kopje
koffie drinken onder het hotel.
Als ik ga slapen, begint het hevig te regenen. Ik weet niet of ik het wel
eens harder heb zien hozen. De 'tropische buien' die we tegenwoordig in
Nederland schijnen te hebben, vallen hierbij in het niet.
Gelukkig is het de volgende ochtend droog, maar de grijze
lucht is dreigend. Ik word steeds chagrijniger. Het vooruitzicht uren te
staan liften is onaantrekkelijk, maar het vooruitzicht uren te staan liften
in de regen is gruwelijk. Na het ontbijt ga ik het toch maar proberen. Nou,
dat levert niet veel op. Ook krijg ik gevarieerde mededelingen over wanneer
de flotas (lijnbussen) langskomen. Zo van 1 uur tot 10 uur 's avonds.
Shinahota wordt vaak genoemd. Daar dan maar heen? Ik begin de nadelen van
snelle beslissingen in te zien. Toch besluit ik het te proberen. Ik neem een
taxi ernaartoe en het blijkt een echt transportdorp te zijn. Overal staan
vrachtauto's, bussen en trucks. Een bus naar Santa Cruz is er echter niet.
Taxichauffeurs opperen dat ik een taxi naar de volgende plaats neem, daar
één
naar de volgende, enzovoort. Daar had ik ook al aan gedacht, maar het is erg
omslachtig. Ik loop nog wat rond tussen de stalletjes waar het langs de weg
vol mee staat en word dan benaderd door een jongeman die vraagt waar ik heen
wil. Ik zeg Buena Vista, want dat is voor zover ik heb kunnen uitvinden het
dichtstbijzijnde dorp van waaruit bussen naar Santa Cruz gaan. Tot mijn
verbazing wil hij wel rijden en vraagt 300 B. Gretig accepteer ik dit
aanbod.
Het wordt een heerlijke rit. Ik kan ontspannen achterover leunen en zoef met
een vaart die een bus nooit zal halen richting Buena Vista. De zon schijnt
weer. De weelderige bossen maken echter plaats voor landbouwgrondjes en
terwijl Villa Tunari nog in een lieflijk heuvellandschap lag, is het nu vlak
en zijn de bergen naar de verte verdwenen.
Onderweg zijn er veel controles, op coca volgens de chauffeur. Er valt
prettig met hem te praten en gelukkig is het geen kletskous. Na
tweeënhalf uur bereiken we Buena Vista. De chauffeur helpt me met het
zoeken van een hotel en uiteindelijk wijst de toeristeninformatie me een
alojamiento aan op de hoek van de plaza.
Buena Vista is een erg leuk dorp, gelegen rond een mooie, grote plaza. De
panden eromheen zijn voorzien van colonnades, zodat het een echte ouderwetse
Zuid-Amerikaanse uitstraling heeft. Ook veel straatjes hebben die colonnades,
terwijl het onverharde wegdek vaak wel een halve meter lager ligt. Kennelijk
kan het hier serieus regenen.
Na het douchen geniet ik een uitstekend vismaal met veel bijgerechtjes en een
karaf aardbeiensap. Voor een prijs die de helft is van die van Averechts
(achteraf zal blijken dat dit ongeveer de enige echt goede maaltijd is die ik
in een restaurant zal krijgen). Afgezien van de taxirit van vandaag lijkt het
alsof ik nauwelijks geld uitgeef.
Buena Vista is de toegang tot het nationaal park Amboro en is een
overgangsgebied tussen de bergen en de savanne. Ik heb geen tijd om erin te
gaan, maar er kunnen om het dorp mooie wandelingen worden gemaakt. Daar heb
ik door mijn onverwacht vroege aankomst nog wel tijd voor. Ik ga naar het
Cuchiri-moeras, 2 km van het dorp. Het heeft alweer geregend en het blijft
dreigen. Onderweg zie ik een witte roerdompochtige vogel. De moerasvegetatie
is ook wel interessant, een soort waterweegbree en veel onbekends.
Merkwaardig is het volledig ontbreken van epifyten. Bij het reservaat gaat
een pad naar een kijkhut op palen. Deze is echter op slot. Ik ga er maar
onderdoor, een stukje het moeras in. Daar zie ik twee bizarre vogels, dikke,
lompe beesten met een lange, dunne hals en een grote kuif. Ze laten zich goed
bekijken. Na ze een tijdje bespied te hebben, ga ik terug, vooral omdat het
behoorlijk donker wordt door naderend onweer. De dikke vogels zijn, hoor ik
later en zoals ik al gehoopt had, inderdaad hoatzins. Ik ben net op tijd in
het hotel. Er barst een hevig onweer los. Zou dit al het begin van de
regentijd zijn?
's Avonds is het weer droog. Ik heb alweer erge honger en ga weer wat eten.
De keus is hier altijd vlees of vis, dus dit wordt mijn tweede vis vandaag.
Mede door de grote salade (invloed van het ecotoerisme?) evenaart hij zijn
collega van vanmiddag. Dit vergezeld van een karaf limoensap. Zo eindigt deze
dag, die onzeker begon, met een zeer voldaan gevoel.
Doordat ik meestal rond tienen ga slapen, word ik wakker als
het net licht is, tussen 6 en 7 uur (afhankelijk van de grootte van het
hotelraam). Ik hoef me niet te haasten om naar Santa Cruz te gaan, want daar
hoef ik pas 's avonds de nachtbus naar Trinidad te hebben. Wel wil ik in
Santa Cruz mijn thuisvlucht wijzigen. Die gaat namelijk van La Paz via Santa
Cruz naar Miami. Dus waarom zou ik de reis van Santa Cruz naar La Paz maken
om dan weer naar Santa Cruz terug te vliegen?
Ik ga nog een wandelingetje maken, door de reisgids aanbevolen. Het voert
voornamelijk door weidegebied met wat bosschages, dus vrij saai, ook
botanisch. De enige tillandsia's in de omgeving groeien op de plaza, twee
soorten op één boom. Duidelijk is te zien dat Buena Vista op een
klein
heuveltje ligt: op diverse plaatsen kijk je over de boomkruinen. De wandeling
verveelt gauw, dus ik ga maar terug en pak mijn spullen. Ik posteer me op de
hoek van de plaza, waar al het openbaar vervoer langskomt. Daar zit al een
Belgisch stel, dat door Chili en Bolivië reist en nu het Amboró-park
bezoekt.
Ze kamperen, wat in dit land uitstekend blijkt te gaan.
Ik sta vanaf ongeveer ½ 11 tot ½ 12 te wachten. Dan komt ere een
micro,
een klein busje dat op korte afstanden pendelt en onderweg passagiers oppikt
en afzet. Tegen tweeën kom in Santa Cruz aan. Het bus- annex treinstation
is
ook hier een aardig gebouw, dat de sfeer van reizen uitzweet.
Ik boek een plaats in de bus cama (slaapbus) van de firma Cosmos, die om
¼ over 9 zal vertrekken. Mijn bagage kan ik opbergen in een bewaakt
depot. Ik eet een hapje (tallarin, dat ik in Peru zo vaak heb gegeten dat ik
het niet meer kon zien) en neem een taxi naar de plek waar het American
Airlines-kantoor ongeveer moet zijn. Het staat op een kaartje in de reisgids,
maar dat kaartje is erg onduidelijk. De chauffeur kan het niet vinden.
Gelukkig is het wel bij de sfeervolle Plaza de 24 de Septiembre, waaraan een
grote, roodbakstenen kathedraal staat. Ik cirkel rond de plaza, maar kan niks
vinden. Ik ga uitblazen in een koffie-café waar ze echte capuccino hebben
(die hier ook koud wordt gedronken). Ik bekijk het kaartje nog een en snap
plotseling dat de tekst niet óp het plein staat, maar ernaast. Dan is de
AA
snel gevonden. De dame die me te woord staat, spreekt Engels en snapt mijn
vraag al voor ik hem gesteld heb. Ze computert wat en het kan: ik zit nu op
de vlucht uit Santa Cruz van 1 november om 10 uur.
De voordelen zijn groot: niet terug naar Cochabamba en La Paz, minder vroeg
vertrekken, korte vliegen, geen hoogteweeën. Dat levert me zeker twee
extra dagen op, zodat ik op de terugreis op mijn gemak naar Samaipata zal
kunnen gaan.
Ik ga terug naar het busstation en ga in de restauratie de tijd doorbrengen.
Schuin achter mij en mijn rugzakje gaat een man zijn veters zitten
vastknopen. Als hij ziet dat ik hem zie, schuift hij aan bij mijn buurman,
die tot dan toe alleen heeft zitten eten. Heel verdacht. Even later loopt hij
weg; buurman kijkt ook een beetje verbaasd.
We vertrekken op tijd, inclusief academisch kwartiertje. Ik heb een riante
plek helemaal vooraan met het raam voor me en beenruimte. Het is volle maan
en ik kan het voorbijtrekkende savannelandschap redelijk bekijken. Het lukt
me om het grootste deel van de rit te slapen.
Iets na zessen is de bus in Trinidad. Ik neem een taxi naar
de plaza en ga wachter tot er een horeca opengaat. Ook deze plaza is mooi,
met veel bomen. als er eenmaal een restaurant open is, blijkt de koffie er te
bestaan uit warm water waar je een nescafé-oplossing in moet gieten. Niet
eens vies. Dan valt mijn ook op iets bruins aan een boomtak. Ik kijk nog eens
goed: het is een luiaard. Met mijn kijker kan ik hem goed bespieden. Ook zie
ik dat de bomen begroeid zijn met rhipsalissen, tillandsia's en
varentjes.
Ik probeer Van Damme te bellen, maar sin repuesta (geen gehoor). Dan maar een
hotel gezocht. Dat is vrij gauw gevonden, vlak bij de plaza. Ik geef te
kennen dat ik nog wel wil ontbijten, want de tosti op de plaza was
waardeloos. Even later krijg ik het ontbijt op mijn kamer geserveerd.
Van Damme geeft nog steeds sin repuesta. Ik wandel wat door het plaatsje, een
nogal standaard geheel, maar niet onaangenaam. Wel onaangenaam zijn de
motorfietsen die af en aan knetteren. Soms trekken er wel tien tegelijk op
bij de stoplichten.
Voor het eten nog maar wat e-mail bekijken. Van belang zijn een droevig
familiebericht van een kantoorgenoot en een mail van Tantalus waaruit blijkt
dat er toch weer onduidelijke afspraken zijn gemaakt. Na het eten ga ik deze
beantwoorden en dan zie ik dat ik mail heb van Van Damme, waarin hij schrijft
dat ik op het vliegveld (!) word afgehaald. Als dat misloopt, wordt het 12
uur bij hotel Colonial. Dat eerste hadden we helemaal niet afgesproken, maar
dat tweede is een goed alternatief. Dat hotel staat vlak bij het mijne.
Ik schrijf deze regels op de plaza, waar het zeer zwoel is, maar dat vinden
de muggen ook, dus ik denk dat ik het niet lang volhoud.
Als ik opsta, begint het te regenen. Deze keer is het van
lange duur, het gaat de hele ochtend door en het onweert erbij met
knetterende donderslagen. Ik ga proberen mijn moeder te bellen, maar bij de
belwinkel aangekomen, blijkt de stroom te zijn uitgevallen.
Tegen twaalven pak in mijn spullen in ga ik naar hotel Colonial. Daar
verschijnt niemand. Na een kwartiertje wachten komt er iemand uit het hotel:
er is telefoon voor me. Ene Veronica in Bella Vista meldt me dat de twee die
me komen ophalen, nog onderweg zijn. Ook verwachten ze nog een andere
Hollander, die Joost zou moeten heten. Die is in geen velden of wegen te
bekennen. Ik wacht nog even of die komt opdagen en ga dan terug naar hotel
Monte Verde. Om 2 uur belt Veronica weer, maar ze weet nog niets, om 6 uur
zal ze terugbellen. Ik ga wat eten en daarna mijn moeder bellen. Dat lukt,
maar de verbinding is slecht, dus we geven het op. In ieder geval weet ze dat
ik nog leef.
Ik breng de verdere middag door met siësta houden. Om 6 uur: geen
Veronica.
Ik ben op mijn kamer aan het rommelen als er geklopt wordt. Of ik naar
beneden wil komen. Dat zal de telefoon wel zijn. Maar nee, het is het
ophaalcomité dat eindelijk is gearriveerd. We maken kennis - ze heten
Claudia
en Ginger - en bespreken de situatie. Ze blijven vannacht in Trinidad en dan
vertrekken we morgen naar Bella Vista, als het weer het toelaat. Ook moeten
we die Joost nog zien te vinden. Maar eerst gaan we eten. Ginger spreekt
nauwelijks Engels, Claudia een beetje. Hoewel de conversatie daardoor niet
echt de diepte in gaat, lijken me het aardige lui. Na het eten gaan we ergens
koffiedrinken. Het is echter zondag, dus veel is dicht. Claudia stelt voor om
motortaxi's te nemen om iets te zoeken. Na enig aarzelen stem ik in. Zo
scheur ik dus zelf op een van die gehate krengen door het plaatsje. Niks is
echter open, behalve een veel te lawaaierige disco. Zo eindigen we toch op de
plaza in een zaakje op de hoek. De plaza krioelt van het volk, want de kerk
is net uitgegaan. Ook toetert er levende volksmuziek.
Zo is het vertrek dan wel uitgesteld, maar is het in ieder geval een leuke
avond geworden. Morgen zal het erom spannen of het weer het toelaat Bella
Vista te bereiken. In ieder geval was het vanavond droog.
Om ½ 9 komen Claudia en Ginger me ophalen voor het
ontbijt.
Daarna ga ik met Ginger achter op een motortaxi naar het buiten het dorp
gelegen etnografische museum Kenneth Lee. Dat handelt over de indianen die
hier 3000 jaar geleden terpen, dijken en vijvers aanlegden. Erg interessant
en mooi ingericht.
Weer terug in het hotel pak ik mijn spullen en wacht tot Claudia en Ginger me
ophalen. Als die opdagen, hebben ze de lang gezochte Joost bij zich. Die had
ook allerlei tegenstrijdige afspraken te horen gekregen, maar gelukkig had
Claudia hem zien lopen. We rijden per taxi naar het vliegveld. Daar staat een
klein vlieguigje voor ons klaar. Alle bagage en wijzelf worden gewogen en we
stappen in. Gelukkig mag ik naast de vlieger zitten. Eenmaal op de startbaan
keren we weer om, want de batterij van de radio is leeg. Het is gelukkig gauw
verholpen en we stijgen op. We vliegen laag, over een mooi savannegebied, met
veel rivieren, afgewisseld met bos. We vragen ons af wanneer de jungle
begint. Die blijkt zich, zoals we bij de landing zien, voorbij Bella Vista
uit te strekken. Het dorp ligt precies op de overgang van savanne naar
oerwoud. Die savanne is overigens natuurlijk, maar er zijn wel veel stukken
afgebrand.
Het vliegveldje is schattig, een grasstrook met een stationsgebouwtje
ernaast. We worden welkom geheten door Veronica en per motortaxi naast ons
hotel gebracht. Eigenlijk had ik verwacht in het kantoor van FaunAgua te
verblijven, maar daar is geen plaats. Het dorp bestaat uit huisjes van hout,
steen of leem, meestal met rieten dak. De straten zijn breed en onverhard en
nergens zijn coca cola-reclames of andere grootsteedse uitwassen te zien.
Ik ga douchen en praat daarna wat met een Engels stel dat hier een tijdje
verblijft en hang wat rond. Aan het eind van de middag eten we wat met
Claudia en gaan we naar het kantoor. Daar worden we voorgesteld aan Paul van
Damme, de baas van het project. Verder lopen er nog een aantal medewerkers
rond. Er is nog één volunteer, Nicole, een Duitse. Eerst gaan we in
het dorp
een kijkje nemen bij een eenvrouwsbedrijfje dat spullen maakt van huiden van
surubí (meerval) en kaaiman. Die krijgen een CITES-certificaat, zodat je
ermee door de douane kunt. Van de kaaimannen mag een beperkt aantal geschoten
worden. Dat schijnt beter te zijn dan alle jacht te verbieden, waarna
stropers gewoon hun gang gaan. Voor de beperkte toegestane aantallen krijgen
ze veel meer. Naast het bestuderen van otters en andere dieren in aquatische
milieus is dit het soort werk waar FaunAgua zich mee bezighoudt, wat wordt
ge‹llustreerd met een beamer-presentatie die we hierna in het kantoor
krijgen.
Ik kan mijn vuile kleren afgeven; iemand zal die wassen in de
rivier en morgen zullen ze wel droog zijn. Dat zal wel moeten ook, want
morgen vertrekken we al voor een tocht van ongeveer een week om otters,
rivierdolfijnen en vogels te tellen. We zullen met boten de rivier de Itonama
afvaren en vervolgens de Iténez op, die de grens met Brazilië vormt.
Het
klinkt vreselijk spannend en ik verheug me er erg op. We sluiten de dag af
met een hamburger in een eettentje en gaan daarna naar het hotel. Daar klets
ik nog wat met de Engelsen en ga slapen.
We worden al vroeg gewekt door de stadsomroeper, die allerlei
mededelingen rondtoetert. Om 8 uur ga ik met Joost en Nicole naar het
kantoor, waar we ontbijten. We zullen om 10 uur vertrekken. We gaan nog even
het dorp in om poncho's te kopen van lokaal gefabriceerd rubber. Dat lukt
echter niet. De rest van de ochtend brengen we door met wachten en nog een
beamer-lezing van Veronica, die iets meer vertelt over het tellen van de
otters.
Zo wordt het het begin van de middag eer we vertrekken, een busje voor de
mensen en een pickup voor de bagage. We zullen met zijn negenen zijn, ik,
Joost, Nicole, Veronica (biologe), Thomás en Frank (die de boten zullen
besturen) en Edilia (de vrouw van Thomás die kookt) en later zullen er
nog twee gidsen bijkomen. We rijden door de savanne naar Magdalena. In dat
dorp eten we en ik koop na veel aarzelen toch maar een hoed voor de zon.
Daarna begint een lange rit.
Onderweg zien we de eerste lagarto (kaaiman). Na de onverharde weg slaan we
een smal pad in, dat moeilijk begaanbaar is. Soms is het zelfs nauwelijks
zichtbaar. Geregeld moeten we door grote modderpoelen. Het begint te
schemeren en nog steeds weet ik niet waar we precies naar op weg zijn en hoe
lang het gaat duren.
Na nog uren door het donker gereden te hebben, en een
paar keer verkeerd gereden te zijn, bereiken we eindelijk een dorpje. Doodmoe
kijk ik toe hoe men een tijd staat te praten, zonder dat duidelijk wordt wat
we hierna gaan doen. Kleine kindertjes gapen ons aan.
Ten slotte slaan we ons kamp op een erf op. Voor ieder wordt er een flinke
tent opgezet, allemaal opgepropt onder een afdak. Er wordt eten voor ons
gemaakt. Het is een paar dagen fiësta in het dorp en er wordt muziek
gemaakt.
We gaan nog even kijken naar een soort missverkiezing voor scholiertjes in
kostuumpjes, die allemaal hetzelfde dansje maken. Daarna is er niet veel meer
te doen dan te gaan slapen.
Als het licht is kan ik een blik op het dorp werpen, dat
Nueva Calama blijkt te heten. Het is nog afgelegener en rustieker dan Bella
Vista; hier ontbreken elektriciteit, waterleiding, internet en mobieltjes.
Alleen met een generator kan elektriciteit worden opgewekt. Dit wordt dan ook
gedaan om feesten elektrisch te versterken en tv te kijken. Verder zijn er
weinig uitingen van techniek en is het er prachtig groen.
Na het ontbijt gaan we op gehuurde fietsen naar een watertje in de buurt. Van
varen is kennelijk voorlopig nog geen sprake. We fietsen door de savanne,
maar na een tijdje kan Veronica niet verder met haar slechte fiets. We lopen
de laatste 5 km naar het watertje, een soort dode tak van een riviertje. Het
gebied waar we doorheen gaan, is nog niet onderzocht, dus het is niet alleen
voor ons, maar ook voor Veronica nieuw. We vinden één verlaten
otterrustplaats. Na nog wat rondgescharreld te hebben, keren we terug. Op het
heetst van de dag is dit een pittige tocht.
's middags eten we en rusten we wat uit. Aan het eind van de middag gaan we
naar de rivier, de Itonama. Daar gaan we met twee boten een stuk varen, op
zoek naar otters. De rivier is prachtig. Het water staat laag en de met gras
begroeide oevers gaan een meter of vier omhoog tot het bos. Het stikt er van
de vogels, waaronder een grote groep hoatzins. We zien vijf á zes dode
kaaimannen drijven, resultaat van mislukte jacht. Als ze aangeschoten zijn,
zinken ze vaak en de jagers kunnen er dan niet meer bij. later komen ze dan
weer bovendrijven. Verder zien we nog de rug van een rivierdolfijn uit het
water komen.
Bij een waterval gekomen, gaan we aan land en pauzeren we. Daarna weer terug,
stroomafwaarts. Het wordt donker. Boven ons staan de sterren, om ons heen
vliegen vuurvliegjes. Bij het licht van de zaklantaarns zien we de ogen van
de kaaimannen oplichten. Een paar keer springt er een vis in de boot.
's nachts is er weer feest in het dorp. Ik slaap in een hangmat, wat erg
prettig is.
Vandaag gaan we dan eindelijk echt op weg. De bagage wordt op
een vrachtwagen geladen en bij de rivier op twee boten gezet. Die boten zijn
ongeveer 10 m lang en 1,5 m breed. Het is verbazingwekkend wat er allemaal in
moet en kan. Twee grote tonnen brandstof voor de buitenboordmotoren, eten
voor tien dagen, kooktoestel, butagas, potten en pannen, zelfs een tafel,
tenten, matjes en nog veel meer zelfs een complete generator voor
elektriciteit. Na veel heen en weer gesjouw is alles ingeladen en steken we
van wal. We hebben nu gezelschap gekregen van twee gidsen die de rivier goed
kennen, Jésus en Tojo.
De Itonama is een prachtige rivier. Doordat het water laag staat, rijzen de
oevers in de buitenbocht steil omhoog. De zon schijnt fel, dus ik ben blij
met de hoed die ik gekocht heb. Het krioelt van de vogels en onderweg zie ik
de rug en staart van een dolfijn boven water komen.
Voor de
lunch wordt er aangemeerd op een oever die net niet te steil is om
vanaf te vallen. Aan het eind van de lunch begint het te regenen. Haastig
wordt de bagage afgedekt met een zeil. We varen verder en er ontwikkelt zich
een gigantische hoosbui. Gelaten laten we over ons komen, maar na eeen tijdje
sijpelt het water overal naarbinnen. De bui duurt een paar uur. Als het droog
is, is het tijd om een overnachtingsplek te zoeken. Her en der aan de oever
staan afdakjes waar je kunt slapen, en de gidsen weten waar die staan. Hier
kunnen we onze kleren drogen en we zetten de tenten op onder het rieten dak,
want het is weer gaan regenen. Frank en Thomás sjouwen een deel van onze
bagage de glibberige helling op. Het maal wordt eenvoudig gehouden, cake en
brood. 's Avonds amuseren we ons met een spelletje dat Nicole zelf heeft
gemaakt, terwijl we de muggen van ons lijf proberen te houden en als
sardientjes op het beperkte droge oppervlak tegen elkaar aan zitten.
Gelukkig begint de dag droog. We gaan piranha's vissen in de
rivier, wat gebeurt met een lijn met een grote haak met een stukje piranha
eraan. Het lukt me niet om er één te vangen en Nicole ook niet, maar
de
anderen hebben meer ervaring en halen de ene piranha na de andere binnen.
De
boten worden weer ingeladen. Thomás en zijn mannen moeten iedere avond de
spullen tegen de hoge oever opsjouwen en de volgende dag weer naar beneden.
Edilia is in staat om terwijl we varen het eten te koken.
We beginnen met vogels kijken. Ik krijg een lijst met soorten die moeten
worden geteld en de aantallen worden genoteerd met de gps-positie erbij. Af
en toe moeten we even aanmeren, want Joost heeft diarree. Het is dan niet
echt fijn om de hele dag in de boot in de zon te zitten, maar hij houdt zich
goed. We lunchen met de gevangen piranha's; die zijn heerlijk.
In de middag worden we gevolgd door een groepjes dolfijnen, die we daardoor
vrij goed kunnen bekijken. 's Avonds trekken we eropuit om kaaimannen te
zoeken. Dat doe je door met een zaklantaarn langs de oever te schijnen. Je
ziet de ogen dan rood oplichten. We vinden er een aantal, maar Veronica vindt
het wat aan magere kant en ze zijn ook niet zo groot, de meeste hooguit
anderhalve meter.
Ik word wakker met hevige aandrang. De diarree heeft nu ook bij mij toegeslagen. Ik voel me beroerd en begin aan de immodium. Gelukkig is er deze ochtend een toch heen en weer op de rivier gepland, dus ik kan in een hangmat blijven liggen terwijl de anderen uitvaren. 's Middags heb ik verhoging. De goeie ouwe Jesús brengt me citroenwater en Nicole legt natte doekjes op mijn voorhoofd. Omdat het niet raadzaam is om met koorts in de zon te zitten, wordt besloten vannacht op deze plek te blijven. Daar ben ik blij om. Gelukkig is het oponthoud niet al te groot, omdat we vandaag toch maar een uur of twee hadden zullen varen. 's Nachts kan ik behoorlijk goed slapen.
Bij het wakker worden, voel ik meteen dat ik weer beter ben,
tot ieders opluchting. We varen weer verder, deze keer worden we echter
gehinderd door grote velden waterhyacint. Daar moeten we doorheen ploegen;
voorop duwt iemand de plantenmassa opzij en terwijl anderen bomen met de
lange staken die snel even met de machete zijn afgepakt en de rest probeert
te peddelen. Het beste gaat het langs de kant, dan kan er iemand de boot uit
en staande in het water tegen de boot duwen. Het gaat heel moeizaam en we
komen acht van zulke velden tegen. Het landschap is inmiddels nauwelijks
veranderd. Nog steeds groeien nergens epifyten. Dat is eigenlijk de enige
teleurstelling van deze tocht, en geen geringe. Wel tjokt het van de vogels,
die ik nu aardig kan herkennen.
's Avonds wordt er weer een kampeerplek in het bos uitgehakt. Veronica gaat
zwemmen en Nicole en ik volgen haar voorbeeld. Het koffiebruine water is
heerlijk, zo'n 25 ºC schat ik. Met je hoofd onder water hoor je de
kikkers kwaken en af en toe sabbelt er iets aan een been.
Er is ook een generator meegebracht, die vanavond voor het eerst aan gaat;
elektrisch licht in de jungle.
Het regent 's nachts flink. 's Ochtends is het droog, maar na
het ontbijt, als we op het punt staan te vertrekken, begint het weer. Ik
wasvannacht zo stom geweest de rits van de buitentent niet dicht te doen, dus
ik kreeg wat water in de tent.
Bij het ontbijt sjouwt Tojo een pan pap de oever op en vlak bij mij glijdt
hij uit. Ik krijg pap op mijn broek, maar erger is dat Tojo de hete pap in
zijn gezicht krijgt. Ik pak meteen de kan met water en giet die over zijn
hoofd, hoewel hij eerst wat tegenstribbelt. Gelukkig lijkt hij zich niet
verbrand te hebben. Wel heb ik nu een nat kledingstuk extra.
Het regent de hele dag, met af en toe een onderbreking, die valse hoop wekt.
We komen niet meer aan vertrek toe. Het enige leuke van deze dag is dat ik
boven het kamp, hoog in een boom een epiphyllum zie groeien. Veel te ver weg
om erbij te kunnen.
De volgende dag is het droog. We hebben echter geen ijd
meer
om nog de Iténez te bereiken en we aanvaarden de terugtocht. Het blijft
de
hele dag zonnig en we ploeteren weer door de acht velden waterhyacint. We
lunchen op de boten.
's Middags vinden we toch nog een otterhol, doordat iemand het gepiep van de
jongen hoort. We proberen niet de ingang te vinden, om de otters niet te
verstoren.
Tegen het eind van de middag zijn we aardig opgeschoten en leggen we aan bij
een boerderij. Daar mogen we kamperen. De boer en zijn vrouw hebben
één kind
en veertien koeien. De boerderij ligt enorm afgelegen, dus de boer en zijn
vrouw (nog heel jonge mensen) vinden het leuk om bezoek te hebben. Ze drinken
koffie met ons en Jesús vertelt een verhaal, met veel woorden en
theatrale
gebaren. Het wekt veel gelach op. Volgens Veronica is het een sterk
jagersverhaal over de zwijnenjacht.
's Avonds gaan we kaaimannen tellen en Frank vangt er
één. Hij tilt hem boven het water (het dier is ruim een meter lang),
zodat we hem goed kunnen zien. We tellen twintig exemplaren.
Er is een schitterende sterrenhemel en 's nachts koelt het zo sterk af dat ik
in mijn fleece-slaapzak slaap.
's Morgens heeft men geen haast, want er is alle tijd om het
volgende kamp te bereiken. Er gaat eerst nog een groepje vissen, maar daar
heb ik niet zo veel zin in, dus ik blijf acher, evenals Veronica. Later in de
ochtend ga ik een wandelingetje maken. Het bos is echter weinig interessant
en het pad raakt steeds overgroeider en het is erg warm, dus na een half uur
keer ik terug.
Na de lunch vren we verder, tot aan de Río Antonio, een zijriviertje dat
we
stukje in varen. Het dreigt naar regen en haastig wordt een ruimte opengekapt
en het kamp opgeslagen. Zodra de tenten staan, begint het te regenen. We eten
onder een afdak van zeildoek.
's Avonds doen we nog wat spelletjes. Er zijn veel wespen, zo'n 3 cm lang, en
één vliegt in mijn haar en steekt natuurlijk als ik hem eruit haal.
Het doet
gemeen pijn, maar gelukkig gaat het vrij snel over.
Vandaag gaan we met één boot de zijrivier verkennen. Ik had liever verder gevaren, maar Veronica wil natuurlijk graag ook deze rivier verder onderzoeken. Hij is heel ondiep en we moeten vaak de boot uit om hem over zndbanken te sleuren. Het is een heel geploeter. an het begin van de middag gaan we terug zonder iets gevonden te hebben. Het heeft vanaf het ontbijt geregend, maar ik heb het redelijk droog gehouden. Tijdens de terugtocht klaart het op. 's Avonds doen we weer spelletjes, na een avondmaal met vis, deze keer bento.
Met zonnig weer doen we de laatste 20 km naar Nueva Calama.
Daar aangekomen, laden we de boten uit en lopen naar het dorp. Daar strijken
we neer bij het huis van Jesús, waar we ook eten. Er wordt een verse kip
geslacht. Veronica moet vervoer naar Bella Vista regelen, dus er moet gebeld
worden. Er blijken wagens onderweg te zijn uit Bella Vista, dus als de weg
goed is, zullen ze er tegen de avond zijn. Ondertussen is onze bagage per
ossekar naar het huis van Jesús gevracht.
Tegen de schemering arriveert Claudia met een groep
vertegenwoordigers van
dorpen in de omgeving. Ze gaat een voorlichtingsbijeenkomst houden over het
duurzaam bejagen van kaaimannen. Er mogen er 3000 per dorp geschoten worden
en zij gaat vertellen hoe je milieubewust kaaimannen jaagt; de
vertegenwoordigers moeten dan beslissen of hun dorpen die richtlijnen
aannemen.
Na een hartelijk afscheid van Jesús en de zijnen verrtekken we met het
busje
en de pickup waarmee Claudia is gekomen, terwijl het regent, onweert en
weerlicht. We moeten een riviertje met steile oevers oversteken. De oever af
en het watertje over lukt goed, maar dan moeten de wagens weer de steile
oever op. De eerste lukt het met veel moeite. De tweede blijft echter keer op
keer in de modder steken. Het is stikdonker en het tafereel wordt af en toe
verlicht door de bliksem. Uiteindelijk lukt het door hem met vereende
krachten aan een touw naar boven te slepen. Dan heeft het busje pannen en het
duurt ruim een uur eer het gerepareerd is. Het vervolg is moeizaam. We lopen
diverse keren vast en de mannen van Bella Vista moeten voortdurend de wagens
vlot trekken. Na uren ploeteren bereiken we Magdalena, waar we de jongeman en
twee meisjes afzetten die mee mochen rijden. Ze moeten naar Santa Cruz om hun
zieke moeder te bezoeken.
Het is al licht als we Bella Vista bereiken. Dan moeten we
nog op de pont wachten en eindelijk worden we dan bij het hotel afgezet. Ik
ga douchen en dan gaan we met de vuile was naar het FaunaAgua-kantoor en
ontbijten daar.
De rest van de dag wordt wat rondgelummeld. Slapen lukt niet erg. 's Middags
gaan we lunchen bij Thomás en Edilia. Later op de middag barst er een
geweldig onweer los. Het water komt weer met bakken uit de hemel en krakend
slaan de bliksemschichten in. Natuurlijk valt de stroom een tijdje uit.
's Avonds maken we kennis met Steven, een vriend van Paul, ook Vlaming. En
ook bioloog, maar nu slechts even op bezoek. We gaan als avondeten een
hamburger verorberen en na het eten in de jungle, hoe goed Edilia dat iedere
keer in de boot weer klaarmaakte, is het wel een prettige afwisseling. Met
een jugo, die heb ik wel gemist.
Ondanks de vermoeidheid gaan we vanavond naar de disco. het is tenslotte
zaterdag. Het gezelschap bestaat behalve mezelf uit Nicole, Joost, Steven,
Thomás, Edilia, Alfredo en later ook Frank. Er wordt veel gestijldanst en
men
springt niet zomaar de vloer op, nee, men noodt iemand ten dans. Zo is het
voor het eerst sinds jaren dat ik weer een dame ten dans vraag. De muziek is
zeer dansbaar en het wordt heel gezellig. En ook erg laat. Na tweeën zijn
we
pas weer in het hotel.
Ik slaap tot 9 uur en als ik op het kantoor kom, zitten
de anderen al aan het ontbijt. Daarna gaan we weer de boot in. We willen op
de Río Blanco, die bij het dorp bij de San Martín komt, otters gaan
zoeken.
Helaas, ze laten zich niet zien. Wel vind ik twee cactussen, die ik niet kan
determineren. De één zit te hoog, de andere is nog te klein. Ook vind
ik een
interessante asclepiadacee. Op de terugweg komen we nog langs een otterhol,
dat Veronica niet ken. We blijven het nog een tijdje bespieden, want Veronica
heeft een otter gehoord, maar tevergeefs.
Teruggekomen eten we wat bij Thomás en Edilia. Op kantoor wacht onze
droge
was.
Met de hele club gaan we 's avonds weer naar de dancing. Ik verwacht dat we
daar gaan eten, en we krijgen inderdaad een bord rijst met vlees voorgezet.
Dan wordt er onverwacht een soort doopplechtigheid gehouden. Er wordt een
kind besprenkeld en de toeschouwers mompelen gezamenlijk gebeden. Daarna
wordt er weer gedanst en veel gedronken. Ik wil liever naar bed, maar
Thomás
vraagt me vriendelijk om toch maar te blijven, het is min of meer een
afscheidsavond. Wederom erg gezellig, maar ook weer erg laat.
Gelukkig hoeven we niet vroeg op. Er kan niet gedouched worden; het water
moet eerst uit de put omhoog worden gepompt, naar een tank op een stellage,
en dat werkt momenteel niet. Dan ga ik maar douchen in het kantoor; daar is
echter hetzelfde het geval. Ook hier doet de pomp het niet. Dan maar met
emmers aan de slag, wat neet zo lekker is.
Joost en ik gaan nog even naar het bedrijfje waar ze souvenirs van kaaiman-
en surubi-huid maken. Ik koop een aantekenboekje met surubi-huid. Dat heeft
een WNF-keurmerk en moet dus ongehinderd door de douane komen.
We lunchen weer bij Thomás en Edilia en daarna is het wachten op het
vliegtuigje dat ons naar Trinidad zal brengen. Ons is ik, Joost, Steven,
Nicole en Veronica. Het kantoor sluit nu het regenseizoen begint en Veronica
gaat terug naar Cochabamba, waar ze eigenlijk woont. Om 2 uur wordt ons
plotseling gezegd dat we weer vertrekken. Omdat er onweer nadert, wil de
vlieger niet te lang wachten. Snel (relatief dan) wordt alles naar de
airstrip gebracht en ingeladen. Onze kist is wat nieuwer dan die op de
terugweg. We nemen afscheid van Thomás en Edilia en stijgen op. De
savanne waar we over vliegen, is groener dan twee weken geleden, dank zij de
vele regen. Het is een El Niño-jaar. De vlucht duurt gelukkig niet al te
lang, want we zitten met zijn vijven behoorlijk opgepropt.
In Trinidad geland, wordt het weer proppen, maar nu in een taxi. We gaan naar
het hotel waar Steven al gereserveerd had. Daarna naar het kantoor van het
luchtvaartmaatschappijtje dat van Trinidad naar Santa Cruz vliegt, om een
kaartje te kopen. Nicole en ik zitten in dezelfde kist, de anderen, die al
een ticket hadden, zitten op een latere vlucht.
Na een broodnodig middagdutje gaan we eten in een goed restaurant. Wel veel
vlees, maar ik krijg voldoende naar binnen. iedereen is behoorlijk
afgepeigerd en na het eten lopen we meteen door naar het hotel om de
slaapachterstand in te halen.
Ik ontbijt met Nicole, Joost en Steven, waarna ik nog wat ga
internetten. Om 11 uur verschijnt Veronica en dan is het tijd om afscheid te
nemen. Veronica vliegt naar Cochabamba, Steven naar Cochabamba en daarna
Buenos Aires, ik vlieg met Nicole naar Santa Cruz (ze gaat door naar Buenos
Aires) en Joost met een latere kist naar Santa Cruz en naar huis. We nemen
afscheid van Veronica en Steven. Om ½ 1 vertrekken Nicole en ik, in een
propjet waar twintig mensen in kunnen. Het is een uur vliegen en op het eind
is er wat turbulentie. In Santa Cruz gaat Nicole naar een hostel en ik zoek
een hotel op. Bibosi blijkt prettig te zijn en vlak bij de Plaza de 24 de
Septiembre.
Ik ga een hapje eten bij de plaza, maar de sandwich en de karaf aardbeiensap
liggen me als een steen op de maag. Ik ga nog even kijken naar de kunstenaars
die op de plaza bezig zijn met grote boomstammen, iets in het kader van
natuurbehoud. Ik word benaderd door twee studenten die me in gebroken Engels
een interview afnemen, iets voor hun studie, zo van waar bent u geweest en
hoe vindt u het eten.
Ik doe nog een dutje in het hotel en ga om 7 uur naar het café waar ik
met
Nicole heb afgesproken. We eten wat, maar ik neem heel weinig, want ik ben
nog vol en de diarree speelt weer op. Even later ziet Nicole Joost
voorbijkomen, inmiddels ook in Santa Cruz gearriveerd. Gedrieën verhuizen
we
naar het restaurant erboven. De andere twee eten een pannekoek, ik neem thee.
We zitten op het balkon en op de plaza wordt levende klassieke muziek
gespeeld.
Dan wordt
het tijd om afscheid van Nicole te nemen. Ze vliegt morgen naar Buenos Aires.
Ik zal haar wel missen, want ze was de afgelopen twee weken erg prettig
gezelschap, opgewekt van aard en van wanten wetend.
Later keren Joost en ik terug naar het hotel; hij zit ook in Bibosi.
De diarree slaat toe en 's ochtends voel ik me slap. Na wat immodiums vertrek ik om 12 uur. Een taxi brengt me naar de plek waar de expresstaxi's naar Samaipata vertrekken. Om ½ 1 zijn er genoeg passagiers (vier) en vertrekken we. Ik zit tussen twee dikke mannen ingeklemd. De rit voert door de eerste heuvels van de Andes, met veel bos. Later wordt het wat kaler en zie ik de eerste cactussen en tillandsia's, vlak voor Samaipata. Daar aangekomen (3 uur) neem ik een taxi naar finca La Vispera, die ik op internet ontdekt heb. Hij ziet er aangenaam uit, een groepje huisjes tegen de helling in een smaakvol ingerichte tuin. Ik krijg een prettige kamer en ga een hapje eten in het café van de finca. Nog steeds erg slap, is het goed om wat naar binnen te krijgen, maar de rest van de middag doe ik niks meer. Ik ga om 7 uur naar bed.
Ik word wakker als het licht
is en begin de dag met een wasje. Daarna ontbijt. Ik maak kennis met de
eigenaar, Piet, en later met zijn vrouw, Marga. Het zijn vriendelijk mensen,
die hier al 23 jaar hun stek hebben gevonden en er een heerlijk oord hebben
opgebouwd, dat ideaal is voor ecotoeristen. Ze blijken vroeger in Utrecht te
hebben gewoond.
Ik loop door de tuin de heuvel op en vind twee nieuwe cactussen, terwijl ik
beneden aan de weg al een prachtig bloeiende Cleistocactus candelilla
had gevonden. Ik bespreek later met de juffrouw die de tours regelt of ik de
'cactustour' kan maken. Er zijn verder geen deelnemers, en dan kost het 60
dollar. Misschien komen er morgen of overmorgen meer gegadigden.
Ik ga een wandeling maken op Piets aanwijzingen. Lager in het dal kan ik
echter de aangewezen weg niet vinden. Ik ga heuvel op en heuvel af, maar zit
verkeerd. Ik word doodmoe.
Ik besluit naar de finca terug te keren en over de laatste 200
m, hellingop, doe ik een half uur. Volgens Piet is het de hoogte, maar ik
denk dat het de afgelopen veertien dagen in het oerwoud, het feesten aan het
eind, de drie reisdagen erna plus de diarree zijn die me de das omdoen. De
rest van de middag is het weer siësta houden. Ik ga om een uur of 5 eten
in
het café en blijf er op het terras zitten tot het donker wordt. Om 9 uur
ga
ik naar bed.
Natuurlijk ben ik weer vroeg wakker. Na het wasje, wat vogels
kijken en ontbijten, ga ik op aanraden van Piet naar het dorp om daar een
taxi naar Mataral te nemen, waar ik cactussen kan verwachten. Al voor het
dorp haalt een taxi me in. Voor 100 boliviano's wil hij me naar Mataral
brengen, twee uur rijden. Het landschap onderweg bestaat uit laaggebergte met
in de lagere delen akkertjes. Er is vrij veel bos op de hellingen. Bij
Mataral gekomen, stelt de chauffeur me voor om me naar Las Peinturas te
brengen, waar ook veel cactussen groeien, en dan weer via Mataral (nog 5 km
rijden) terug naar Samaipata: 250 boliviano's. Ik stem in en we gaan te voet
een weggetje in. Inderdaad zie ik een aantal fraaie zuilcactussen. In feite
staat het er vol mee. Ook staan er enkele bloeiende pereskia's.
Bolcactussen tref ik er niet aan, maar tot mijn vreugde wel een Lepismium
lumbricoides. De peinturas worden bereikt na een steile klim van een half
uur. het zijn rotsschilderingen uit de pre-Inca-tijd, vrij simpel, maar wel
interessant. Het uitzicht is mooi. Na de afdaling rijden we naar Mataral, een
saai plaatsje, en eten en drinken wat. Op de terugweg naar Samaipata maak ik
met de chauffeur, Raúl, de deal dat hij me morgen om 9 uur komt ophalen
om me
naar Mairana en het Amboró-park te brengen, waar reuzenvarens en
orchideeën
te vinden zijn.
Weer terug op de finca houd ik wat siësta. In het café regelt Piet
een
trip
voor me op zondag naar de Pajcha-waterval, 40 km zuidelijker. Samen met een
groep, zodat het betaalbaar blijft. Zo wordt mijn programma aardig gevuld.
Samaipata is erg handig gelegen, in een overgangsgebied tussen bergen en
nevelwoud. Bedtijd is vanavond om 9 uur.
Ik slaap slecht, de afgelopen twee nachten kennelijk genoeg
nachtrust gehad. Tegen negenen komt Raúl me ophalen. We rijden naar
Mairana,
wat niet zo ver is, maar daarna nog een flink eind naar La Yunga, de ingang
van het park en dan nog een stuk. Hier begint het nevelwoud, waar we een
wandeling gaan maken. Vanaf de vorige heuveltop kon je de mist al zien hangen
en de vegetatie is hier totaal anders. Er verschijnen steeds meer varens en
ook selaginella's en wolfsklauwen. Ten slotte de boomvarens, meters hoog.
Iets anders dan tientallen soorten varens lijkt er nauwelijks te groeien. Er
is een lang plankier door het woud aangelegd, zodat je erdoor kunt lopen tot
aan een uitzichtpunt. Helaas hangt er een dikke mist, zodat er niet veel te
zien is. Het begint zelfs te motregenen. Op de terugweg vind ik nog twee
fuchsia's. Er vliegen kolibries en andere vogels. Raúl wijst me ook op
een
jaguarspoor. Onderweg hebben we overigens ook een prachtige koraalslang
gezien, zwart met rode en witte banden. Weer terug in La Yunga nemen we nog
twee passagiers mee, met vracht, die we in Mairana afzetten.
Er blijkt op weg naar Samaipata nog tijd genoeg te zijn om El Fuerte te
bezoeken, een in de rotsen uitgehouwen constructie uit de pre-Inca-tijd. Die
ligt niet zo ver voorbij Samaipata, hoog op een heuvel. Hier komen wel vrij
veel toeristen, vooral Bolivianen. De toegang is dan ook 15 boliviano. Voor
Amboró hoefde ik echter maar 20 boliviano te betalen en geen 15 dollar,
zoals
Piet gevreesd had.
De in een groot rood zandstenen rotsblok van zo'n honderd meter lang
uitgehouwen site is niet erg spectaculair, wellicht ook door het slechte
licht, want het is flink bewolkt, en de hekken, zodat je niet op de rots zelf
kunt komen. Interessant is het wel, want het schijnt nog helemaal niet
duidelijk te zijn wat de functie is geweest. Er zijn lange groeven in de rots
uitgehakt, die schuin omhoog lopen, wat voor Von D„niken aanleiding is
geweest er een lanceerplaats voor vliegende schotels in te zien.
In Samaipata teruggekomen, doe ik wat boodschappen, onder andere koffie,
zodat ik 's avonds wat te nuttigen heb, en ga op het terras van La Vispera
een hapje eten, soep en yoghurt in dit geval. De Amerikaanse kokkin levert
uitstekend werk. 's Avonds wordt er opeens vuurwerk afgestoken op de heuvel
boven de finca. De reden is me onduidelijk.
Om ½ 8 komt Piet me waarschuwen dat de tour naar La Pajcha die hij voor
me geregeld heeft, vervroegd is, en dat ik meteen kan vertrekken. Ik haast me
om mijn rugzak te pakken. Gelukkig heb ik al ontbeten. Ik rijd met de
chauffeur/gids don Gilberto naar het dorp, waar er nog meer mensen bij komen.
met twintig man in vier wagens vertrekken we. De eerste stop is bij een
boerderij, waar Ze gebreide dekens verkopen en koffie serveren. De tweede is
bij een kerkje, dat totaal niet interessant is, zelfs niet oud. We rijden
door fraai laaggebergte, deels met akkers, maar ook met veel dun, droog bos.
In deze streek heeft Ché Guevara zijn laatste dagen doorgebracht.
Ten slotte stoppen we bij de waterval. Die is best hoog en zeker zeer fraai.
Terwijl er eten wordt bereid op grote vuren, gaat de groep een wandeling
maken. Het bos is hier behoorlijk dicht en er groeien tillandsia's en zelfs
wat orchideeën. Hogerop is het kaal, een geschikt gebied voor cactussen,
maar
helaas, er groeit er niet één.
Op de terugweg door het bos vind ik wel een interessante, niet te
determineren rhipsalis. Terug bij de waterval ga ik nog even zwemmen in het
ijskoude water en daarna wordt er gegeten. Na het eten gat de groep wat
zwemmen en spelen op het strandje, terwijl ik de omgeving afstruin. De moeite
wordt beloond: ik vind zowaar Lepismium monacanthum, een van de
soorten waarop ik had gehoopt.
De terugrit naar Samaipata wordt aanvaard en na een kleine twee uur
stofhappen zijn we weer in het dorp. In het hotel doe ik mijn maal met het
lunchpakket dat ik over heb.
Vandaag begint het eindelijk te regenen, nadat het er al een
paar dagen af en toe dreigend had uitgezien. Een flinke onweersbui, die door
Marga met vreugde wordt begroet, maar mij binnen houdt. Aan het eind van de
ochtend klaart het op. Piet bedenkt dat don Gilberto vanmiddag wel een
tochtje met me kan maken naar een heuvel met bolcactussen. Ik ga om 3 uur
naar zijn huis. Hij is nog onderweg uit mataral en komt om 4 uur aan, en dan
vertrekken we. Het is een half uur rijden buiten het dorp en dan wijst
Gilberto me een heuvel waar het werkelijk vol staat met duizenden
bolcactussen. Ze zijn vrijwel niet in het terrein te onderscheiden, doordat
ze maar weinig boven de grond uitsteken. Helaas bloeien ze niet. Ik vind
slechts één half opgevreten bloem (terug in Nederland zal ik van een
deskundige vernmene dat Lobivia arachnacantha betreft. Verder groeien
er ook veel echinopsissen en een cleistocactus-achtige. Dit is wel een
botanisch hoogtepunt.
Terug in het dorp ga ik naar La Andoriña, een hotelletje dat door een
Nederlander, Andres, en zijn Boliviaanse vrouw Dora wordt gerund. Ze hebben
op een relatief klein oppervlak een heel leuk hotel opgebouwd. Ik blijf er
eten en 's avonds doe ik met Andres een spelletje rummicub bij een likeurtje.
Hij heeft veel prachtige foto's hangen van zijn reizen door Zuid-Amerika en
ook Australië. Zo wordt het voor het eerst een 'late' avond.
Vandaag begin ik aan de terugreis. Ik kan met Piet meerijden,
die een taxi neemt naar Santa Cruz. Daar eten we een hapje bij een
Braziliaans per kilo-restaurant, en dat smaakt prima. Dan neem ik hartelijk
afscheid van Piet. Ik zit weer in hotel Bibosi en vandaar uit ga ik naar
American Airlines om de vlucht te bevestigen. Daar blijkt dat ik nog
airporttax moet betalen, 25 dollar, dus moet ik toch nog geld wisselen,
terwijl ik anders precies was uitgekomen. Het wisselen van twee
travellercheques van 20 dollar kost veel tijd, handtekeningen en stempels en
levert slechts 27 euro aan boliviano's op.
Ik drink nog wat, eet een gebakje, dommel wat op mijn kamer en ga
's avondeten in het restaurant waar ik een week geleden met Joost en Nicole
heb gegeten. En dan maar weer naar het hotel om te pakken om de volgende
ochtend om 6 uur van start te kunnen.
Het is regenachtig weer als ik een taxi naar het vliegveld neem. Voor het
inchecken moet ik airporttax betalen. Dat is 25 dollar volgens het bordje. Ik
betaal met de laatste 300 boliviano's (30 dollar) die ik nog heb. De man
achter het loket wil me 5 boliviano (50 cent) teruggeven, maar ik protesteer
en wijs op het bordje. Dan geeft hij me een briefje van 100 boliviano's
terug! Heb ik dus nog maar 20 dollar betaald. Ik ben erg verbaasd over deze
wisseltruc, maar ik heb nu in ieder geval nog geld over voor een extra luxe
ontbijt met veel koffie.
De lucht boven Santa Cruz is dichtgetrokken met blauzwarte wolken waaruit het
plensregent. Het is kil, zodat mijn vertrek me niet met al te veel droefheid
vervult. De terugvlucht verloopt normaal, met nog een mooie zonsopkomst boven
Ierland.